Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Kindermishandeling, huiselijk geweld en ouderenmishandeling zijn problemen die veel voorkomen in onze samenleving. De individuele en maatschappelijke gevolgen kunnen groot zijn. Daarom is het belangrijk dat geweld zo vroeg mogelijk op te merken. Dan kunnen zorgverleners goed doorsturen en een plan van aanpak maken.

De meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling is een stappenplan. Het helpt zorgverleners bij vermoedens van de verschillende vormen van ‘geweld in afhankelijkheid’. Aan de hand van 5 stappen bepalen zij of ze een melding moeten doen bij Veilig Thuis. En of voldoende hulp kan worden ingezet.

Zie voor alle informatie over het gebruik van de meldcode:
Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling op rijksoverheid.nl

Meldcode en afwegingskader: wettelijk verplicht

Twee wetten verplichten alle zorgaanbieders en jeugdhulpaanbieders een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen. Dat zijn de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Jeugdwet.

Vanaf 2019 is deze meldcode uitgebreid met een afwegingskader. Dit afwegingskader ondersteunt een beroepskracht die vermoedt dat sprake is van kindermishandeling, huiselijk geweld en/of ouderenmishandeling. De beroepsgroepen ontwikkelden hiervoor eigen meldcodes en afwegingskaders.

IGJ houdt toezicht op het gebruik van de meldcode

IGJ onderzoekt of sectoren in de zorg genoeg moeite doen om kindermishandeling, huiselijk geweld en/of ouderenmishandeling te voorkomen. Ook onderzoekt IGJ of ze het vroeg genoeg signaleren en goed behandelen.
In haar toezicht let de IGJ vooral op een goed gebruik van:

  • de vijf stappen uit de meldcode
  • de kindcheck
  • de mantelzorgverleningscheck
  • de afwegingskaders
  • handelen volgens het doel van de meldcode

Het is belangrijk dat beroepskrachten weten waar ze op moeten letten. Daarom blijft IGJ het onderwerp en het gebruik van de meldcode steeds opnieuw bespreken. Daarmee helpt IGJ aan het terugdringen van dit probleem.

IGJ helpt bij bewustwording van huiselijk geweld en kindermishandeling

IGJ draagt actief bij aan het ontwikkelen van normen en hulpmiddelen om geweld binnen het gezin te voorkomen, te signaleren en te behandelen. Ook onderzoekt IGJ regelmatig hoe de meldcode wordt gebruikt. En IGJ onderzoekt hoe zorgverleners en jeugdhulpaanbieders omgaan met tekenen van mishandeling.

Sinds 2015 kan dit onderwerp getoetst worden bij alle bezoeken van de IGJ. De inspectie bespreekt ook met het veld wat verder nog ontwikkeld kan en moet worden om geweld binnen het gezin te voorkomen of te stoppen.

Daarnaast benadrukt IGJ de komende jaren dat zorgverleners en jeugdhulpaanbieders niet alleen oog moeten hebben voor risicofactoren. Ook moeten ze kijken naar zaken die de veerkracht en weerbaarheid van mogelijke slachtoffers (en plegers) sterker maken. Dit doet de IGJ samen met de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie van het Onderwijs.

Standpunt IGJ over onterechte signalering kindermishandeling

Niet alle signalen die een zorgverlener of jeugdhulpaanbieder met een signaleringsinstrument ontdekt blijken te wijzen op kindermishandeling. Een verkeerde signalering kan voor de betrokken kinderen en ouders veel onrust veroorzaken.

De inspectie vindt dat hulpverleners professioneel met signalen om moeten gaan. Een signalering moet het startpunt zijn van verdere gesprekken met kinderen en ouders. Als het nodig is moet de zorgverlener nader onderzoek inzetten. Bij een ernstig vermoeden van mishandeling of duidelijk aanwezige mishandeling moet eigenlijk een melding bij Veilig Thuis volgen.

Om goede zorg te kunnen geven, is het nodig om vermoedens goed te onderzoeken. Dit is nodig om mogelijke kindermishandeling op het spoor te komen. Maar net zo goed om vermoedens zo snel mogelijk te ontzenuwen als blijkt dat geen sprake is van mishandeling.

De inspectie ziet in haar toezicht nog te vaak dat hulpverleners meer geloof hechten aan onwaarschijnlijke verklaringen voor signalen die het meest waarschijnlijk veroorzaakt worden door kindermishandeling. De inspectie blijft daarom aandacht vragen voor voldoende kennis bij hulpverleners voor deze problematiek, voldoende alertheid om te signaleren en signalering met de best beschikbare methoden. Ook moedigt zij de ontwikkeling van een beter instrumentarium aan. De inspectie vindt dat de signalering van kindermishandeling beter kan en moet.