Zo min mogelijk dwang in ambulante zorg, maar als het toch gebeurt niet altijd goed

Zorgverleners in de ambulante zorg - thuis of bijvoorbeeld in de dagbesteding - proberen zo min mogelijk dwang toe te passen. Maar zij vinden het lastig om te bepalen wanneer iets wel of geen dwang is. Wanneer ‘actief stimuleren’ over gaat in dwang. Het risico is dat dwang wordt toegepast zonder dat de zorgverleners daarbij de voorwaarden naleven. Dat schrijft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) na 29 bezoeken aan zorgaanbieders die ambulante zorg verlenen en soms dwang toepassen.

Bewoner krijgt medicijnen aangereikt door een zorgverlener
Beeld: ©ANP | Anita Pantus

Grijs gebied: wanneer is iets dwang

Voorbeelden van dwang in de zorg zijn verplichte medicatie, gedwongen verzorging (bijvoorbeeld douchen) en beperkingen (gesloten deuren, niet roken of geen alcohol drinken, vastzetten in een rolstoel, medicijnen in een afgesloten kluisje). Voor zorgverleners is het vaak onduidelijk waar de grens ligt. Zij worstelen met de overgang van stimuleren, overhalen en onderhandelen naar dwang. Zeker als een cliënt aanvankelijk zegt iets niet te willen, maar zich uiteindelijk niet actief verzet. Maar als het voor een cliënt voelt alsof er geen keus is, kan er feitelijk sprake zijn van dwang. Zonder dat de zorgverlener dat zo ziet.

Aanbevelingen

De inspectie komt met verschillende aanbevelingen. Een greep daaruit:

  • Structurele scholing van zorgverleners. Over de wettelijke regels, maar vooral om onbegrepen gedrag en verzet beter te herkennen. En om gesprekken met familie of mantelzorgers te voeren.
  • Scherpere definities: wat is nog stimuleren, wat is gedwongen zorg, wat is verzet tegen zorg.
  • Leren van elkaar: zorgaanbieders die zijn aangesloten bij een netwerk kunnen kleinere zorgaanbieders ondersteunen. 
  • Aan het ministerie van VWS: minder administratieve lasten voor zorgverleners en het vereenvoudigen van de brieven aan cliënten.
     

Uitgangspunt: zo min mogelijk, altijd zorgvuldig

Sinds 2020 zijn er twee nieuwe wetten over dwang in de zorg: de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Doel van deze wetten is dwang in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen. Onder de nieuwe wetten is dwang ook mogelijk in de ambulante zorg. Bij zorg thuis of bijvoorbeeld in dagbesteding of dagopvang of in beschermde woonvormen. De cliënten zijn kwetsbare mensen in de psychiatrie, de verstandelijk gehandicaptenzorg en ouderen in de psychogeriatrische zorg. Verplichte of onvrijwillige zorg kan ook goede zorg zijn, en ook nodig zijn. Als dwang nodig is, moet dit wel zorgvuldig gebeuren. De rechten van patiënten en cliënten zijn sterker geworden. De wetten stellen daarom voorwaarden aan gedwongen zorg: onder andere over wie een plan opstelt en erover beslist, over de inspraak van cliënten, het informeren van cliënten, over het registreren en over onafhankelijke klachtencommissies.