Steeds meer zorg voor cliënten in de ggz verschuift van een plaats in een instelling naar zorg thuis. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geeft in haar toezicht extra aandacht aan deze ambulante ggz. Op deze pagina staat waar de inspectie naar kijkt in het toezicht op de ambulante ggz.
Waar kijkt de inspectie naar en hoe gaat dit toezicht in zijn werk?
In het gebiedsgericht toezicht op de ambulante ggz en wachttijden spreekt de IGJ eerst met verschillende regionale partijen. Dit doen we tijdens een startbijeenkomst in de regio. De partijen vertellen over hun afspraken over de samenwerking rond thuiswonende cliënten met chronisch psychische aandoeningen.
Zo krijgt de inspectie een eerste indruk van de situatie in de regio. Daarna spreken we een aantal cliënten, hun naasten en hun zorgverleners. Vóór de gesprekken met cliënten zien we hun cliëntendossiers bij de ggz in.
De cliënt centraal: krijgt de cliënt bijvoorbeeld begrijpelijke informatie, die past bij zijn zorgvraag? Hebben de zorgverleners een visie op het herstel van de cliënt? Heeft de cliënt zelf regie over zijn zorg of eigen zeggenschap/inspraak in de zorgverlening?
Integrale zorg: wisselen zorgverleners belangrijke informatie met elkaar uit over de cliënt? Hebben de zorgverleners ook aandacht voor de naasten? Hoe gaan samenwerkingspartners om met wachttijden? Als er wachttijden zijn, zorgen zij dan voor andere mogelijkheden?
De startbijeenkomst, de cliëntendossiers en de gesprekken in de regio’s geven ons inzicht in de ambulantisering en mogelijke risico’s hiervan. Daarna onderzoeken we alle bevindingen. De resultaten bespreken we in een slotbijeenkomst. Zo willen we laten zien wat goed gaat en wat beter kan. Ook kijken we of de regio de resultaten van de inspectie herkent.
Per regio maken we een rapport en publiceren deze op toezichtdocumenten.igj.nl. Zo nodig vraagt de inspectie verbeterplannen van de samenwerkende partijen. We zien erop toe dat deze plannen ook worden uitgevoerd.
De inspectie werkt in het toezicht op de ambulante ggz (TAG) met een toetsingskader. Een toetsingskader bestaat uit een aantal normen en daarbij horende toetsingscriteria. Die zijn gebaseerd op wet- en regelgeving, en zogeheten ‘veldnormen’ die beroepsorganisaties van zorgverleners hebben opgesteld. Hier toetst de inspectie op. Net als het ggz-zorglandschap, zijn veldnormen en wet- en regelgeving voortdurend in ontwikkeling. Daarom past de inspectie het toetsingskader aan wanneer er relevante ontwikkelingen en wijzigingen in het veld zijn. Bekijk hier het aangepaste toetsingskader.
De inspectie heeft in 2019 bij 6 regio’s in Nederland toezicht gehouden op de zorgnetwerken in de ggz. Met dit rapport deelt de inspectie haar bevindingen op 10 thema’s die van invloed zijn op de ontwikkeling van goede zorg in de ambulante ggz.
Het aantal mensen met een psychische aandoening of kwetsbaarheid is hoog. De vraag naar ggz groeit de komende jaren. Door deze groei neemt de druk op het ggz-aanbod voor kwetsbare mensen met chronisch psychische aandoeningen toe. De inspectie waardeert de inspanning en betrokkenheid van de zorgverleners, ondanks de (vaak) hoge werkdruk.
Het resultaat is voor de doelgroep echter nog onvoldoende. De capaciteit van de ambulante zorg blijkt vaak niet toereikend en de samenhang in de zorg ontbreekt. De vaak gebrekkige afstemming tussen de huisartsenzorg en de ggz is een van de oorzaken van onvoldoende continuïteit. Hierdoor ontstaan risico’s voor cliënten, bijvoorbeeld bij somatische screening, medicatieveiligheid en de opvang van crises.
De inspectie vindt dat meer inspanningen in de zorgnetwerken nodig zijn. Zij spreekt zorgaanbieders en hulpverleners aan op dat wat binnen hun invloed ligt. Tegelijkertijd is zij van mening dat aan een aantal randvoorwaarden moet worden voldaan.
In het rapport doet de inspectie aanbevelingen aan diverse partijen. Richting VWS zijn zes aanbevelingen geformuleerd. De staatssecretaris van VWS zal de uitkomsten en aanbevelingen van dit rapport betrekken bij de ontwikkeling van de visie op het zorglandschap ggz die dit jaar zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer.
In 2020 zal de inspectie haar toezicht op regionale ambulante ggz voortzetten. Doel is de samenwerking in de regio’s te bevorderen en de wachttijden in de ggz terugdringen. Zij werkt hiervoor samen met de NZa en het Toezicht op het Sociaal Domein (TSD).
Mensen met chronische psychische aandoeningen zijn kwetsbaar. Bij deze doelgroep is aandacht nodig voor herstel en eigen regie. Tegelijkertijd is de geestelijke gezondheidszorg sterk veranderd de afgelopen jaren. Uitgangspunt is dat cliënten zorg op de juiste plek krijgen. De bedoeling is dat cliënten zoveel mogelijk thuis herstellen. De zorg in de ggz-instellingen is daarom sterk afgebouwd.
Ondanks goede initiatieven blijkt er vaak gebrek aan continuïteit. Ook is er vaak onvoldoende afstemming binnen het zorgnetwerk. Daardoor zijn er risico’s voor mensen met chronisch psychische aandoeningen die thuis wonen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd stimuleert en toetst de afstemming en samenwerking in zorgnetwerken van mensen met chronisch psychische aandoeningen. In 2019 onderzoekt de inspectie de samenwerkingsactiviteiten in zes regionale netwerken, verspreid over Nederland.
Rapporten van de regio’s waar de inspectie toezicht heeft gehouden.
Binnen het toezicht op de ambulante ggz onderzoekt de inspectie ook welke invloed de samenwerking in zorgnetwerken heeft op de wachtlijsten in de ggz. De inspectie kijkt onder andere naar de in- en uitstroom binnen de ggz. Het gaat dan bijvoorbeeld over de overdracht tussen de huisarts en de ggz. Als er duidelijke afspraken zijn over doorverwijzingen en consultatiemogelijkheden, komt de cliënt in één keer op de juiste plek. Hiermee worden onnodige wachttijden binnen de ggz voorkomen.
Samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoeken we in twee á drie regio’s de inspanningen om wachttijden te reduceren. Daarbij kijkt IGJ naar de kwaliteit van de geleverde (netwerk)zorg en de NZa naar de inspanningen van de zorgverzekeraar op dit gebied. Op basis van de conclusies wordt in 2020 een gezamenlijke toezichtstrategie voor andere regio’s vastgesteld. Lees meer over het toezicht op wachttijden in de ggz.
Daarnaast onderzoekt de inspectie binnen het Toezicht Sociaal Domein de samenwerking tussen de ggz en de partners in het sociale domein en gemeenten. Soms zijn mensen uitbehandeld binnen de ggz, maar kunnen zij onvoldoende uitstromen naar de wijk door gebrek aan sociale voorzieningen. Zij houden dan plekken van andere cliënten onnodig bezet. Mede hierdoor ontstaan wachttijden binnen de ggz. Goede samenwerking tussen de verschillende netwerkpartners is dus essentieel voor de cliënt.
In juni 2018 bracht de inspectie een rapport uit over haar verkennende onderzoek naar de ambulante ggz. Er blijkt een grote diversiteit in het land, waardoor de zorg in iedere regio er anders uitziet. De belangrijkste conclusies van de verkenning zijn:
GGZ-instellingen hebben meer aandacht gekregen voor ondersteuning van cliënt bij ‘herstel en eigen regie’. Maar de betrokkenheid van de naasten van cliënten kan intensiever.
Er zijn risico’s in de ambulante ggz. De opbouw blijft achter bij behoefte. De druk op de FACT-teams is (te) groot. Verder zijn er problemen met de op- en afschaling binnen de ggz, waardoor wachtlijsten ontstaan.
De samenwerking tussen ggz en huisartsen kan beter. Er is onder andere meer en betere informatie-uitwisseling nodig.
De uitstroom van cliënten uit de ggz-instellingen naar de thuissituatie stagneert door onvoldoende samenwerking tussen ggz-instellingen en gemeenten. Hierdoor blijven cliënten soms onnodig opgenomen in ggz-instellingen.
GGZ-instellingen hebben wisselende ervaringen met zorgverzekeraars.
Een aantal landelijke ontwikkelingen en stelselzaken heeft een belemmerende invloed op de regio.
Op basis van dit overzicht concludeert de inspectie dat de risico’s voor mensen met chronisch psychische problemen vaak met elkaar samenhangen. De inspectie vindt het dan ook noodzakelijk dat partijen met elkaar naar oplossingen zoeken.
In 2017 startte de inspectie met het ontwikkelen van het toezicht op de ambulante ggz. Ook testte ze dit toezicht in de praktijk. Daarbij richtte ze de aandacht vooral op de samenwerking in het netwerk rondom de cliënt. De inspectie keek daarbij naar de samenwerking tussen de specialistische geestelijke gezondheidszorg (S-GGZ), de gegeneraliseerde basis geestelijke gezondheidszorg (GB-GGZ) en de huisarts/ POH-GGZ.
De inspectie onderzocht in 2017 de risico’s in de zorg voor mensen met chronisch psychische aandoeningen op twee manieren:
De inspectie deed oriënterende inspectiebezoeken bij twintig ggz-instellingen. Ze sprak daar met de raad van bestuur, leidinggevenden en ervaringsdeskundigen. Hierdoor kreeg de inspectie een eerste beeld van de problemen rondom de ambulantisering.
Bij een aantal bezoeken sprak de inspectie vervolgens met individuele hulpverleners. Deze gesprekken gaven inzicht in de regionale ontwikkelingen en verschillen tussen regio’s. De inspectie maakte hierbij gebruik van het concepttoetsingskader. Na deze bezoeken kregen alle bezochte instellingen een terugkoppeling. De inspectie liet de instellingen weten wat er goed ging en waar verbetering nodig was. Het doel hierbij was de instellingen te laten leren. En om verbeteringen te stimuleren. Er vond geen handhaving plaats.
De inspectie deed twee lokale pilots naar de zorgnetwerken van kwetsbare cliënten. Een van de onderzoeken was in Deventer en de andere in Amsterdam. Deze pilots waren onderdeel van het nieuwe ‘gebiedsgerichte’ toezicht van de inspectie. Een gebied kan zowel een wijk als een regio zijn. De inspectie kijkt dan in zo’n gebied naar de samenwerking tussen verschillende zorgaanbieders. Is er bijvoorbeeld veel of weinig samenwerking in de regio? En hoe verloopt die samenwerking?
Lees meer over gebiedsgericht toezicht.
In Deventer en Amsterdam hield de inspectie een bijeenkomst met regionale netwerkpartners. Dit zijn de organisatieonderdelen binnen ggz-instellingen die S-GGZ leveren (kliniek en FACT-teams), B-GGZ en huisartsen (in samenwerking met POH-ers ggz). Ook regionale cliënten- en familieraden waren bij deze bijeenkomst aanwezig. Tijdens de bijeenkomsten stond centraal hoe de betrokken partijen samenwerken. Welke doelen en afspraken er zijn er? En wat zijn de knelpunten in de samenwerking
Ook sprak de inspectie in beide gebieden met vier cliënten over hun zorg. Dat waren cliënten uit zowel de B-GGZ als S-GGZ. Daarna sprak de inspectie met de zorg- en hulpverleners van deze cliënten. Dat waren de huisartsen en zorg- en hulpverleners uit ggz-instellingen. Bij deze gesprekken gebruikte de inspectie het nieuw ontwikkelde toetsingskader.