Omgaan met mensen met dementie

Het aantal mensen met dementie neemt toe. Oudere mensen met dementie kunnen soms moeilijk zelf aangeven wat hun wensen zijn. Als zorgverleners hen niet begrijpen, leidt dat tot risico’s in de zorg voor de cliënten. Om deze groep mensen goed te kunnen verzorgen, leren zorgverleners anders te werken. Dat betekent dat ook de inspectie anders toezicht houdt en op een andere manier controleert. Een speciaal onderdeel van de zorg voor mensen met dementie is omgaan met probleemgedrag.

Dementie betekent dat de hersenen van iemand niet meer goed omgaan met informatie. Daardoor kan iemand zijn geheugen verliezen en zich anders gaan gedragen dan daarvoor.

Zorg voor mensen met dementie

De Zorgstandaard Dementie 2020 is bedoeld voor zorgprofessionals. Het beschrijft wat goede dementiezorg en -ondersteuning is vanuit het perspectief van mensen met dementie en hun mantelzorgers. Zie Zorgstandaard dementie 2020 (Zorginstituut Nederland).

Zorg volgens 8 kernelementen

De zorg voor mensen met dementie en onbegrepen gedrag, moet voldoen aan 8 kernelementen. Het Trimbosinstituut en Vilans hebben deze kernelementen verzameld vanuit bestaande richtlijnen:

  1. De zorgaanbieder schrijft op hoe de medewerkers omgaan met mensen met dementie en hoe zij deze mensen verzorgen.  
  2. De medewerker kent de cliënt en zijn gedrag. De medewerker kent de levensgeschiedenis, weet waar de cliënt blij van wordt en wat hem of haar helpt. De medewerker herkent tekens van het onbegrepen gedrag en reageert hierop. De medewerker maakt hierover verslagen zodat anderen hiervan kunnen leren.  
  3. Familie en mantelzorgers zijn betrokken bij de aanpak van de zorg. Samen bespreken zij wat zorgverleners kunnen doen om de cliënt rustig te maken als hij of zij onrustig wordt. Ook bespreken zij wanneer bijvoorbeeld de keuze wordt gemaakt om rustgevende geneesmiddelen te geven.  
  4. Een verzorgende, arts en psycholoog bepalen samen de doelen van de zorg en bij welk gedrag wordt ingegrepen. Soms bepalen meer zorgverleners dit. Maar altijd samen met een verzorgende, arts en psycholoog.   
  5. Het team van verzorgende, arts en psycholoog onderzoekt het onbegrepen gedrag. Zijn lichamelijke factoren of geneesmiddelengebruik oorzaak van het onbegrepen gedrag? Heeft de cliënt een psychische stoornis? Of komt het door gebeurtenissen uit het verleden of hoe ze met de cliënt omgaan?   
  6. Om de risico’s van het onbegrepen gedrag kleiner te maken, probeert de medewerker agressie of extreme onrust te voorkomen zonder geneesmiddelen te geven. Dit kan door bijvoorbeeld rustgevende activiteiten aan te bieden, rustgevende geluiden te laten horen, door handmassage of een pluche knuffel te geven. Dit schrijft de medewerker in het zorgplan.   
  7. Geneesmiddelen die angst verminderen of mensen rustig maken (psychofarmaca) worden gebruikt volgens de landelijk geldende richtlijnen.   
  8. De verzorgende, arts en psycholoog bespreken de afspraken minstens 2 keer per jaar. Bij deze besprekingen kijken ze altijd of de psychofarmaca kunnen worden gestopt.

Toezicht op de zorg voor mensen met dementie

Zorgverleners en wetenschappers hebben afgelopen jaren veel geleerd over mensen met dementie. Ze hebben nieuwe afspraken gemaakt waaraan goede zorg voor mensen met dementie moet voldoen. De inspectie beoordeelt of zorgverleners werken volgens hun eigen afspraken. Op de pagina Toetsingskader verpleeghuiszorg staat waarop inspecteurs letten. Meer uitleg over de manier waarop inspecteurs toezicht houden via het hulpmiddel SOFI, staat op de pagina Inspecteur op bezoek.

Probleemgedrag bij dementie

Bij dementie gaat het vaak om ouderen die niet altijd zelf meer kunnen aangeven wat ze nodig hebben. Ook kan het gedrag van deze mensen veranderen. Hierdoor komt het regelmatig voor dat mensen met dementie door hun omgeving en zorgverleners niet worden begrepen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld agressief, maar ook heel passief worden. Dat wordt probleemgedrag genoemd.

Probleemgedrag kan zijn:

  • Psychotisch gedrag 
  • Depressief gedrag 
  • Angstig gedrag  
  • Geagiteerd gedrag: 
    • rusteloos, prikkelbaar of agressief gedrag  
    • veelvuldig aandacht vragend gedrag  
    • niet-meewerkend gedrag  
    • gedragingen als roepen, nachtelijke onrust, seksueel ontremd/ongewenst gedrag  
  • Apathisch gedrag

In de richtlijn ‘Probleemgedrag bij mensen met dementie’ van Verenso en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) staat wat goede zorg voor deze cliënten is. Zie: Samenvatting richtlijn Probleemgedrag bij mensen met dementie.

Toezicht op zorg voor cliënten met zeer ernstig probleemgedrag

Soms is probleemgedrag niet langer hanteerbaar. Het lijden kan te groot worden voor de persoon met dementie en/of zijn omgeving. Of het gedrag wordt een gevaar. Dan is een gerichte multidisciplinaire behandeling door gespecialiseerde deskundigen in een verpleeghuis nodig.

Uit onderzoek van de inspectie blijkt dat er verbetering nodig is in de zorg voor cliënten met zeer ernstig probleemgedrag bij dementie. Op basis van het onderzoek zijn 3 verbeteringen belangrijk: 

  • Verbetering van het gebruik van de richtlijn ‘Probleemgedrag bij mensen met dementie’.  
  • Meer deskundigheid en meer gebruik maken van de inzet van andere deskundigen.    
  • Meer regionale samenwerking en meer samenwerking met ggz. 

Meer informatie hierover staat in de publicatie: Verbetering nodig in zorg voor cliënten met zeer ernstig probleemgedrag bij dementie.