Passende leefstijlbegeleiding als belangrijke stap naar gezond leven

Om zorgvragen en chronische ziekten te voorkomen, wordt in de zorg breed ingezet op de beweging van ziekte naar gezondheid. Het aanleren van een gezonde leefstijl is daarbij belangrijk. Ondanks inspanningen van zorgverleners krijgt nog niet iedereen die het nodig heeft passende leefstijlbegeleiding aangeboden. Daarom moeten bestaande obstakels worden weggenomen, zodat de mensen die het nodig hebben de juiste adviezen en begeleiding krijgen om hun leefgewoonten blijvend te veranderen. 

Iedereen wil gezond zijn en blijven. Maar niet iedereen lukt dat. Roken, te veel en ongezond eten en te weinig bewegen zijn leefstijlfactoren die ongezond zijn en tot ziekte kunnen leiden. Ongezonde gewoonten veranderen is echter niet makkelijk. Daarom bestaan er in Nederland verschillende interventies die mensen daarbij helpen.

Om een leefstijlinterventie te laten slagen, is het belangrijk dat mensen de begeleiding ontvangen die bij hun persoonlijke omstandigheden en behoeften past. Het als zorgverlener samen met patiënten en cliënten op zoek gaan naar de juiste, persoonsgerichte leefstijlbegeleiding is dan ook een noodzakelijk onderdeel van goede zorg, vindt ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Zinvolle vragen hierbij zijn:

  • Wat gaat al goed en wat kan beter? 
  • Krijgt iedereen die dat nodig heeft de passende leefstijlbegeleiding? 
  • Zijn zorgverleners voldoende toegerust om hierover het goede gesprek te voeren en het juiste advies te geven? 
  • Is er voldoende passend aanbod? 

Van ziekte naar gezondheid

Een slechte leefstijl en ongezond gedrag kunnen tot ziekte leiden. Zorgverleners moeten daarom niet alleen klachten en ziekte behandelen, maar ook samen met cliënten aan de slag om de gezondheid te verbeteren en ziekte te voorkomen. Inzet van zorgverleners op en deskundigheid over een gezonde leefstijl helpen hierbij. 

Leefstijl moet daarmee een integraal onderdeel worden van de behandeling. Een zorgverlener bespreekt de leefstijl en motiveert een persoon om gezonder te gaan leven. En geeft daarbij goede adviezen over een passende leefstijlinterventie. Die interventie kan vanuit de zorg of het sociaal domein worden aangeboden. Verbinding en samenwerking tussen de professionals uit de verschillende zorgsectoren en het sociaal domein zijn dan ook onmisbaar. 

Fasen van leefstijlbegeleiding

Beeld: IGJ
Figuur: fasen die een cliënt doorloopt bij leefstijlbegeleiding

Stimulerend toezicht door de inspectie

De IGJ vindt het een taak van zorgverleners om zieke mensen en mensen met een verhoogd risico op ziekte door ongezonde leefgewoonten te helpen om gezonder te gaan leven. Met het toezicht wil de inspectie eraan bijdragen dat zorgverleners zich hiervan bewust zijn. 

Daarom keek de inspectie tussen 2022 en 2024 eerst landelijk en daarna in de regio’s Heerlen, Emmen en Almelo en Twenterand of de aangeboden leefstijlbegeleiding persoonsgericht was. In de geselecteerde regio’s wonen relatief meer volwassenen die roken of overgewicht hebben dan in andere regio’s van Nederland. 

Eerst spraken inspecteurs met ervaringsdeskundigen en een aantal van hun zorgverleners. Daarna voerde de inspectie in de drie regio’s gesprekken met organisaties die betrokken zijn bij leefstijlbegeleiding. We keken daarbij of de leefstijlbegeleiding op de persoon is afgestemd: past die bij wat de persoon zelf wil, kan en nodig heeft? De inspectie legde haar verwachtingen vast in het toetsingskader Persoonsgerichte leefstijlbegeleiding in de zorg. Dit kader is gebaseerd op wet- en regelgeving en op wat mensen en zorgverleners belangrijk vinden. 

Wat ziet de inspectie?

Veel aandacht voor leefstijlbegeleiding

De inspectie ziet dat er veel aandacht is voor preventie en gezond leven.  Zowel zorgverleners, lokale organisaties en samenwerkingsverbanden zetten zich hiervoor in. Steeds beter en vaker wordt het gesprek over gezond leven in de spreekkamers gevoerd. Meer interventies zijn beschikbaar, zowel binnen de zorg als in het sociaal domein. En organisaties hebben met elkaar regionale samenwerkingsafspraken gemaakt. 

Toch gaat nog niet alles goed. Verdere stappen zijn nodig om ervoor te zorgen dat alle mensen die dat nodig hebben, passende leefstijlbegeleiding krijgen. 

Tijd en kennis ontbreken bij complexe problematiek

Het is nodig dat zorgverleners cliënten niet alleen vragen naar hun leefgewoonten, maar juist ook naar hun persoonlijke omstandigheden en behoeften. We zien dat zorgverleners zich hiervan bewust zijn en over het algemeen in staat zijn om dit brede gesprek goed te voeren. Wel geven zorgverleners aan dat zij behoefte hebben aan meer kennis over de verschillende interventies en een breder repertoire aan gespreksvaardigheden. En dat zij meer tijd nodig hebben om het goede gesprek te voeren bij complexere problematiek. Bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden of minder zelfredzaamheid kan er handelingsverlegenheid ontstaan. 

Onvoldoende overzicht voor passend advies

Zorgverleners geven ook aan meer inzicht nodig te hebben in het lokale totaalaanbod van interventies. Er is steeds meer aanbod van erkende leefstijlinterventies en behandelingen die zorgverleners kunnen inzetten. Ook zijn er verschillende initiatieven binnen het sociaal domein die mensen ondersteunen om gezonder te leven. Welke interventies zijn in een regio beschikbaar en voor welke doelgroep zijn ze bedoeld? Dat is vaak niet duidelijk voor een zorgverlener. Het overzicht van het totaalaanbod van interventies, initiatieven en samenwerkingsafspraken ontbreekt. Daardoor kunnen zorgverleners niet altijd een passend advies geven.  

Zo is er soms maar één soort gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) in de regio in de buurt en is niet bekend waar buurtsportcoaches zijn die mensen aanmoedigen meer te bewegen. Of kent de zorgverlener alleen de diëtiste in het eigen gezondheidscentrum of ziekenhuis. Of alleen de eigen praktijkondersteuner of de landelijke stoppen-met-roken-coachorganisatie. En weet de zorgverlener bijvoorbeeld niet waar in de buurt groepsbijeenkomsten zijn om samen te stoppen met roken. 

Cliënten vrij positief over leefstijlbegeleiding

Cliënten die begeleiding hebben gehad bij het stoppen met roken of het bereiken van een gezond gewicht, zijn daarover vrij positief. Vaak vragen ze hun zorgverlener zelf om advies om gezonder te leven. Cliënten vinden het vaak goed als zorgverleners daarover uit zichzelf beginnen. Maar zorgverleners geven aan dit lastig te vinden, vooral bij mensen met gezondheidsachterstanden.  

"De stoppen-met-roken-coach besprak welke behandeling het beste bij mij paste en waar ik mij het beste bij zou voelen. Het voelde als een beslissing van ons samen." (uit interview met cliënt)

Voor leefstijlbegeleiding op maat vinden cliënten een goede klik, vertrouwensband en ervaringsdeskundigheid belangrijk. Men vindt het erg prettig als zorgverleners luisteren naar hun voorkeuren en adviezen/tips geven die aansluiten bij het individu. Cliënten geven aan het fijn te vinden om opties te horen en dan te kunnen beslissen welke behandeling het beste bij hen past. Cliënten zijn tevreden over de steun bij terugval en de nazorg van de zorgverlener. Zij waarderen het als zorgverleners uit zichzelf vragen hoe het met hen gaat. 

Cliënten ervaren obstakels

Cliënten die hun leefstijl willen veranderen, ervaren soms obstakels om mee te doen aan een interventie, zoals wachttijd, aanvangstijden, hoge kosten en reisafstand. Wachttijden spelen niet bij de stoppen-met-rokenbegeleiding. Maar een groepsinterventie, zoals de gecombineerde leefstijlinterventie, start pas als de groep groot genoeg is. Deze bijeenkomsten vinden vaak alleen onder werktijd plaats en vinden gedurende een periode van twee jaar plaats. Soms zijn de reiskosten te hoog om mee te kunnen doen aan een interventie die in een andere buurt wordt aangeboden. 

"Bij de GLI kreeg ik één afspraak met de diëtiste. Een extra afspraak ging van het eigen risico af." (uit interview met cliënt)

Mensen met lage sociaaleconomische status worden niet bereikt 

Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat het aantal rokers en mensen met overgewicht de komende jaren groeit onder mensen met een lage sociaaleconomische status. Dit zijn vaak mensen met gezondheidsachterstand die minder zelfredzaam zijn en/of beperkte gezondheidsvaardigheden hebben. Juist deze mensen hebben moeite om hun leefstijl te veranderen. Naast veel andere maatregelen die worden genomen om deze groep zo gezond mogelijk te laten leven, hebben zij ook recht op leefstijlbegeleiding. 

Zorgverleners geven aan dat juist een gesprek met deze groep zo moeilijk is. En zijn er in de regio wel voldoende interventies die speciaal voor deze groep bedoeld zijn? Zorgverleners weten dat vaak niet. Er is dus meer aandacht nodig voor mensen met een lage sociaaleconomische status.

Samenwerkingsafspraken niet opgesteld of bekend

Goede samenwerking in de regio is belangrijk voor succesvolle leefstijlbegeleiding. Daarvoor zijn samenwerkingsafspraken met alle relevante instellingen in de regio nodig.

Op bestuurlijk niveau werken organisaties domeinoverstijgend samen aan concrete plannen om inwoners gezonder te maken. Het IZA en GALA versterken dit. Landelijk zijn verschillende partijen bezig om samenwerkingsverbanden en individuele zorgverleners hierin te ondersteunen. 

Het aantal organisaties dat op landelijk, regionaal en lokaal niveau een rol speelt, is groot. Dit maakt samenwerking en afstemming ingewikkeld.

De inspectie ziet verschillende lokale initiatieven om obstakels zoals wachttijden weg te nemen en de toegang tot leefstijlbegeleiding te verbeteren. Zo werken de nulde, eerste en tweede lijn van het zorg- en het sociaal domein meer samen, is de ketenaanpak van de gecombineerde leefstijlinterventie uitgebreid, ontstaan er leefstijlloketten en is er extra scholing voor zorgverleners op het gebied van stoppen-met-rokenbegeleiding. 

Bij zorgverleners zijn deze samenwerkingsafspraken vaak niet bekend. Vooral kleine organisaties die interventies bieden zijn lastig te betrekken bij het maken van de regionale afspraken. 

Ook is de gegevensuitwisseling tussen de verschillende organisaties niet altijd goed geregeld. Daardoor weten verwijzers niet altijd dat er een wachtlijst is of hoe de begeleiding verloopt. Daarnaast zijn er niet altijd afspraken gemaakt over wie verantwoordelijk is voor de nazorg, zodat het voor de zorgverlener en de client onduidelijk is bij wie hij/zij terechtkan bij een terugval in ongezonde leefstijl. 

Figuur: organisatie van leefstijlbegeleiding op diverse niveaus

Beeld: IGJ
Figuur: organisatie van leefstijlbegeleiding op diverse niveaus

Wat vindt de inspectie?

Zorgverleners zijn zich er steeds meer van bewust dat zij een taak hebben om zieke mensen en mensen met een verhoogd risico op ziekte door ongezonde leefgewoonten te helpen om gezonder te gaan leven. De verschillende regionale partijen werken hierbij steeds meer samen. Toch is er nog een aantal obstakels waardoor niet iedereen die het nodig heeft, passende leefstijlbegeleiding krijgt. Vooral mensen met gezondheidsachterstanden, die niet goed in staat zijn om zonder hulp gezonder te gaan leven, vallen buiten de boot. 

Onze oproep aan zorgverleners, organisaties en samenwerkingsverbanden 

Wat is er nodig zodat iedereen die dit nodig heeft, een passende leefstijlinterventie aangeboden krijgt? Hoe zorgen we ervoor dat leefstijl onderdeel wordt van de behandeling bij zieke mensen? En dat leefstijlinterventies worden ingezet bij mensen met een verhoogd risico op ziekte door ongezonde leefgewoonten? De inspectie vraagt daarvoor: 

  • dat individuele zorgverleners nog meer inzetten op het voeren van het goede, brede gesprek over leefstijl en gezondheid, zodat zij een passende interventie kunnen aanbieden. Organisaties kunnen dit stimuleren door te zorgen dat zorgverleners hiervoor meer tijd krijgen. 
  • dat zorgverleners voldoende worden toegerust en beschikken over specifieke kennis en gespreksvaardigheden om dit goede gesprek te kunnen voeren. Zorgverleners moeten zich hierin – daar waar nodig - verder kunnen scholen. Zorgverleners kunnen hiervoor gebruikmaken van de verschillende landelijke initiatieven. Het is belangrijk dat organisaties hun medewerkers hierin blijven ondersteunen. 
  • dat samenwerkingsverbanden zorgen voor meer zicht en bekendheid bij zorgverleners en inwoners met het totaalaanbod van interventies, zowel binnen de zorg als in het sociaal domein. 
  • dat samenwerkingsverbanden zorgen voor een toereikend leefstijlaanbod voor mensen met een lage sociaaleconomische positie, met name voor mensen die minder zelfredzaam zijn en/of beschikken over beperkte gezondheidsvaardigheden.
  • dat samenwerkingsverbanden de regionale samenwerking versterken tussen het zorg- en sociaal domein met aandacht voor gegevensuitwisseling en verantwoordelijkheidsverdeling. Vooral als het gaat om de nazorg en het betrekken van kleinere organisaties. 
  • dat samenwerkingsverbanden mogelijke obstakels voor de cliënt, zoals wachttijden, afstand, tijden en kosten, zoveel mogelijk wegnemen.

Deelpublicaties