Beeld: ©ANP | Mark Kuipers

Betere bescherming tegen hepatitis B nodig in de mondzorgpraktijk

Het hepatitis B-virus kan zich verspreiden in mondzorgpraktijken als er bloedcontact is door bijvoorbeeld spat- of prikincidenten. Daarom moeten mondzorgprofessionals gevaccineerd én voldoende beschermd zijn tegen het virus. Zo voorkomen zij dat ze het virus oplopen en doorgeven aan patiënten. Uit een steekproef van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) blijkt dat de registratie van de vaccinatiestatus bij 18 procent van de medewerkers niet op orde is. Daardoor is niet aan te tonen dat deze medewerkers voldoende zijn beschermd.

Goede infectiepreventie blijft belangrijk om verspreiding van het hepatitis B-virus te beperken. Een besmetting kan ernstige ziekteverschijnselen veroorzaken. Een vaccinatie draagt dus bij aan de veiligheid van patiënten, maar ook van de medewerkers zelf. Daarnaast kunnen er bij verspreiding gevolgen zijn voor de zorg, die al onder druk staat. Daarom nemen zorgverleners voorzorgsmaatregelen. Ook tandartsen, mondhygiënisten en anderen die werken in de mondzorg. 

Aantoonbaar en voldoende beschermd?

De IGJ vindt het belangrijk dat zorgaanbieders de voorzorgsmaatregelen goed uitvoeren. Daarom bezochten we begin 2024 tien mondzorgpraktijken om te bekijken of medewerkers die risicohandelingen uitvoeren (de risicovormers) aantoonbaar en voldoende beschermd zijn tegen hepatitis B.

De inspectie keek bijvoorbeeld of de mondzorgpraktijken de actuele vaccinatiestatus van iedere medewerker hadden vastgelegd. Ook keken we of er verbeteringen te zien waren na ons eerdere onderzoek Hepatitis B-vaccinatie blijft aandachtspunt in de mondzorg uit 2019.

Bij het toezicht en het toetsingskader gingen we uit van: 

Beeld: ©ANP | GIPhotoStock

Weinig verbetering ten opzichte van 2019

De IGJ beoordeelde in deze bezoekronde de vaccinatiestatus van 235 medewerkers in de mondzorg. Vergeleken met de resultaten van het onderzoek uit 2019 is er weinig verbetering te zien. Bij 18% van de medewerkers is er nog steeds geen bewijs van voldoende antistoffen op de praktijk aanwezig. Dit bewijs noemen we de ‘titerbepaling’. Bij 193 medewerkers was de vaccinatiestatus aantoonbaar op orde (titerbepaling aanwezig en >100 IE/L). Bij 42 medewerkers was er tijdens het bezoek geen voor risicovormers aantoonbaar voldoende titer. Het is dan niet duidelijk of zij mogelijk een gevaar vormen.

Wat gaat goed en wat kan beter?

Er zijn grote verschillen tussen praktijken. De meeste zien het belang van de hepatitis B-vaccinatie van hun medewerkers in en zorgen dat bij indiensttreding de vaccinatiestatus op orde is. De opleidingen in de mondzorg regelen al vroeg in de opleiding dat studenten worden gevaccineerd, zodat zij ook bij stages al goed beschermd zijn. 

Alleen een vaccinatiebewijs is niet voldoende, het moet ook duidelijk zijn dat een medewerker voldoende antistoffen heeft

Daartegenover staat dat er praktijken zijn waar de documenten niet op orde zijn. Dat komt ook doordat medewerkers zich niet realiseren dat alleen een bewijs van vaccinatie onvoldoende is en er ook een titerbepaling moet zijn. Of de laboratoriumuitslagen zijn er wel, maar geven onvoldoende duidelijkheid over de bescherming van de medewerkers. Bijvoorbeeld doordat er alleen een waarde op de uitslag staat, zonder eenheid (IE/L of mIE/ml). Of dat de naam van de medewerker op het laboratoriumformulier ontbreekt. De inspectie zag ook documenten met daarin alleen de melding dat de medewerker levenslang beschermd is, zonder dat er een waarde van de titerbepaling bekend was.

We willen benadrukken dat werknemer en werkgever er samen voor verantwoordelijk zijn dat de vaccinatiestatus bekend is. 

Oproep aan praktijken, beroepsvereniging en laboratoria

Alle mondzorgpraktijken voerden bijna direct na het bezoek van de IGJ de benodigde acties uit om de vaccinatiestatussen duidelijk en op orde te krijgen. In veel gevallen was een titerbepaling voldoende. Soms kreeg een medewerker een boostervaccinatie en vervolgens een titerbepaling. In een enkel geval mocht de medewerker tijdelijk geen risicohandelingen uitvoeren. Maar er is meer nodig en daarom vraagt de inspectie het volgende: 

Oproep aan mondzorgpraktijken:

Zorg dat de vaccinatiestatus van alle medewerkers die risicovolle handelingen uitvoeren in beeld is. Alleen een bewijs van vaccinatie is onvoldoende, er moet een titerbepaling gedaan zijn. Bij zogeheten hypo- of non-responders zijn (soms blijvende) vervolgacties noodzakelijk. Dit zijn medewerkers die een titerbepaling met een waarde onder de grens van 100 IE/ml hebben. Een goede termijnbewaking voor vervolgacties is belangrijk.

Oproep aan beroepsvereniging KNMT: 

Zorg dat het belang van HBV-vaccinatie opnieuw duidelijk wordt gemaakt binnen de beroepsgroep. Het is voor praktijkhouders en medewerkers niet altijd duidelijk wanneer welke normen gelden; dit geldt vooral bij non-responders en hypo-responders.

Oproep aan laboratoria: 

Zorg voor eenduidigheid bij uitslagen. Het is nodig dat bij de uitslag de juiste eenheid (IE/L of mIE/ml) staat, want zonder eenheid is een bewijs van de bepaling niet geldig. Bij voorkeur staat op de laboratoriumuitslag naast de hoogte van de titerbepaling ook een duiding van de gevonden titer, zoals levenslange bescherming bij een titer boven de 100 IE/L of een bescherming van maximaal 5 jaar bij hypo-responders.

Oproep aan huisartsen, arbodiensten en GGD’en: 

De inspectie hoorde tijdens de bezoeken een paar keer dat huisartsen en GGD’en niet altijd juiste of duidelijke adviezen gaven aan mondzorgpraktijken. Vooral een boostervaccinatie werd soms als onnodig gezien, waarbij het verschil tussen risicoloper en risicovormer mogelijk niet goed begrepen wordt (zie de veelgestelde vragen hieronder voor een uitleg van beide termen). De inspectie vraagt hulp van huisartsen, arbodiensten en GGD’en bij de vaccinaties en titercontroles van mondzorgprofessionals die risicovolle handelingen uitvoeren.

Deelrapporten

Lees de deelrapporten van de mondzorgpraktijken die de inspectie bezocht.