Samenwerkingsafspraken en kwaliteitscriteria bij invoeren telebegeleiding bij hartfalen in Nederland

De verwachting is dat het aantal patiënten met hartfalen in Nederland tot 2040 zal toenemen.  De kwaliteit van leven kan door de symptomen van hartfalen sterk verminderen. Effectieve behandeling, begeleiding en monitoring kunnen de klachten verlichten en hanteerbaar maken. 

De patiënt heeft hierin een belangrijke rol door zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het inpassen van leefregels in zijn leven en het vroegtijdig signaleren van symptomen van verslechtering van hartfalen en hier acties op ondernemen; van contact opnemen met  zorgprofessionals tot het innemen van extra (lis)diuretica, conform afspraken met de zorgprofessionals. Het belang van het optimaliseren van de kennis van patiënten en diens mantelzorgers over hartfalen gerelateerde onderwerpen is hierbij evident.  

Om optimale hartfalenzorg in Nederland te kunnen bieden is de Landelijke Transmurale Afspraak Hartfalen (LTA) ontwikkeld. De LTA gaat uit van de tweede herziene NHG-Standaard hartfalen⁶, de multidisciplinaire richtlijn hartfalen uit 2010 en de richtlijnen van de European Society of Cardiologie (ESC). Voor de afspraken met betrekking tot de organisatie van de hartfalenzorg is gebruik gemaakt van de ‘Standards for delivering heartfailure care' van de werkgroep hartfalen van de ESC .  

Het doel van deze LTA is om een landelijk kader te bieden voor regionale afspraken tussen betrokken zorgprofessionals en zorggebruikers omtrent de organisatie van hartfalenzorg.  

Telebegeleiding is opgenomen in de nationale en internationale richtlijnen. Echter, in de richtlijnen staat dat er te weinig evidentie is voor een duidelijk advies over het gebruik van telebegeleiding. Redenen hiervoor zijn de wisselende uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de effecten van telebegeleiding op onder meer de gezondheidsstatus en patiënttevredenheid.

Op dit moment is de kosteneffectiviteit van telebegeleiding in Nederland nog onvoldoende bewezen. Een door zorgverzekeraars gesubsidieerde studie met zes Nederlandse ziekenhuizen laat zien dat telebegeleiding kan leiden tot een forse reductie van het aantal exacerbaties en een zeer hoge patiënttevredenheid.⁹ De opinie bij beroepsgroep en zorgverzekeraars is dat de inzet van telebegeleiding kan werken, maar dat het momenteel nog onduidelijk is welke patiëntgroep het meeste baat heeft bij welke vorm van telebegeleiding. Een belangrijke andere belemmering is de huidige beperkte structurele vergoeding welke voor telebegeleiding beschikbaar is. Voor patiënten met hartfalen zijn er diverse vormen van telebegeleiding ontwikkeld; deze voorzien in het op afstand monitoren van voor de individuele patiënt relevante fysiologische parameters en symptomen van hartfalen (telemonitoring) en/of relevante leefstijlparameters en informatieverstrekking (tele-educatie). Hiermee krijgen patiënten met hartfalen de middelen aangereikt om het breed gedragen concept van zelfmanagement te vergroten.  

Het doel van onderhavig document is om met de beroepsgroep, onderzoekers, patiënten en zorgverzekeraars algemene kaders te ontwikkelen voor telebegeleiding bij hartfalen in Nederland, zodat deze vorm van ondersteuning op een veilige, maatschappelijk en wetenschappelijk verantwoorde manier geïntroduceerd kan worden in de behandeling van patiënten met hartfalen in Nederland. De exacte invulling van de transmurale samenwerkingsafspraken en de financiering van de hartfalenzorg, tevens met betrekking tot telebegeleiding, liggen bij de zorginstellingen, huisartsen en zorgverzekeraars in de regio. Zij zullen dus ook afspraken moeten maken over de rol van telebegeleiding en omtrent de keuze voor een systeem, leverancier en vergoedingsstructuur.