Signalen Jeugdbeschermingsketen oktober 2023

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) deelt vanaf 2023 de resultaten van het toezicht en signalen binnen de jeugdbeschermingsketen. Wij doen dit zolang de crisis in de jeugdbeschermingsketen duurt. De gevolgen voor kinderen en hun ouders van de crisis in de jeugdbeschermingsketen staan hierin centraal. 

De IGJ heeft in een signaalbrief minister Weerwind (Justitie en Veiligheid) en staatssecretaris van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) in september 2022 aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor het stelsel van jeugdbescherming en de tijdige inzet van jeugdhulp voor kinderen met een maatregel. De IGJ heeft eerder vastgesteld dat oplossing voor de crisis niet ligt bij de instellingen, laat staan bij jeugdbeschermers of andere professionals. De inspectie ziet dat zij zich vol betrokkenheid blijven inzetten voor kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd. De onderliggende oorzaken van de crisis die de inspectie in 2019 heeft benoemd liggen op stelselniveau en zijn nog steeds niet opgelost.

In deze editie deelt de inspectie informatie over de volgende onderwerpen: 

Wacht- en doorstroomlijsten bij de jeugdbescherming niet opgelost

Het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) monitort de jeugdbeschermingsketen. Dit om inzicht te krijgen in onder andere wachtlijsten, wachttijden, verloop en verzuim in de jeugdbeschermingsketen en hierop te reageren. De minister voor Rechtsbescherming brengt hier regelmatig verslag over uit aan de Tweede Kamer. 

  • In juni 2023 was het aantal kinderen zonder vaste jeugdbeschermer licht gedaald ten opzichte van een half jaar eerder. Dat blijkt uit de monitor van het ministerie van JenV. Maar er waren nog altijd rond de 1.600 kinderen zonder vaste jeugdbeschermer. 
  • Nieuwe informatie over de wacht- en doorstroomlijsten wordt in oktober 2023 verwacht. 

Achter het abstracte cijfer van 1.600 schuilen verhalen van kinderen die stuk voor stuk ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De overheid is verantwoordelijk om elk van deze kinderen te beschermen, en dit tijdig te doen. In deze nieuwsbrief schrijft de inspectie over de gevolgen van het ontbreken van passende hulp en bescherming. 
 

De gevolgen van de crisis in de jeugdbeschermingsketen zichtbaar bij calamiteiten en geweldsincidenten

De inspectie ziet de gevolgen van de wachtlijsten en doorstroomlijsten bij de jeugdbescherming. Dit komt door via calamiteitenmeldingen, signalen van burgers en toezichtactiviteiten. We horen ouders die zich grote zorgen maken om hun kind. Ouders die hierover geen contact kunnen krijgen met hun jeugdbeschermer. Van wijkteams horen we dat zij veel vaker te maken krijgen met onveiligheid in gezinnen sinds de invoering van het handelingsperspectief van de gecertificeerde instellingen. De wijkteams hebben ondertussen te weinig mogelijkheden hebben om deze gezinnen te helpen. 

De inspectie ziet calamiteiten waarbij het verlies van informatie over een kind door het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer een rol heeft gespeeld. Of calamiteiten van een zorgaanbieder die merkt dat een jongere - voorafgaand aan een ernstig delict - snel afglijdt en zich crimineel gedraagt, maar geen contact krijgt met de jeugdreclasseerder.

Dit was reden voor de IGJ om de meldingen over calamiteiten en geweldsincidenten te analyseren, die instellingen in de eerste helft van 2023 hebben gedaan bij de inspectie. Naast de verplichte meldingen bekeek de IGJ ook de 194 signalen die zij in de eerste helft van 2023 via het Landelijk Meldpunt Zorg kreeg.

Calamiteit, casus Brent
Brent is verdachte van een geweldsincident met dodelijke afloop. Voordat deze calamiteit gebeurde moest Brent anderhalf jaar wachten tot zijn forensisch psychiatrische behandeling kon starten. Anderhalf jaar lang stond Brent op de wachtlijst, terwijl deze behandeling door de rechter als bijzondere voorwaarde was gesteld. 

Aantallen meldingen en signalen

In de eerste helft van 2023 zijn er 135 calamiteiten of geweldsincidenten gemeld waarbij de jeugdbeschermingsketen betrokken was. Dat wil zeggen dat een gecertificeerde instelling, Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming de melding deed. Of dat de melding (ook) te maken had met de zorg door een van deze instellingen.
Van deze meldingen gaat het overgrote deel over situaties waar sprake is van fysiek of seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen jongeren onderling, tussen een jongere en een zorgverlener en andersom. Het andere deel van de meldingen gaat over andere zaken zoals ‘kwaliteit van hulp’ en ‘toegang tot hulp’.  

Risico’s door druk op de keten 

Uit de analyse blijkt dat achter verschillende vormen van geweld en calamiteiten vaak dezelfde risico’s liggen. Risico’s die te maken hebben met de voortdurende druk op de jeugdbeschermingsketen en jeugdhulp. Hierbij gaat het onder meer om gebrek aan passende hulp, overplaatsingen, wisseling van medewerkers en onvoldoende deskundigheid. De uitkomsten van de analyse sluiten hiermee aan op eerder onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar calamiteitenmeldingen bij de IGJ van eind 2021
Bij een derde van de meldingen van calamiteiten en geweldsincidenten en de signalen via het Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ) speelt een probleem in de jeugdbeschermingsketen. Denk hierbij aan zaken als personeelsproblemen (een tekort, onkundig of disfunctionerend personeel) of het ontbreken van passende zorg. Ook blijkt in sommige gevallen sprake van problemen in de keten; er wordt niet goed samengewerkt of afgestemd tussen betrokken hulpverleners. Of er is sprake van onduidelijke regievoering. 

Voorbeelden van effecten of calamiteiten die volgens de melder onder andere veroorzaakt zijn doordat bescherming of hulp niet of te laat kon worden ingezet: 

  • Jonge kinderen die met letsel zijn opgenomen in het ziekenhuis;
  • Suïcidepogingen;
  • Het niet kunnen borgen van de veiligheid van anderen rond een seksueel grensoverschrijdende jeugdige;
  • Gewelddelicten van een jeugdige of ouder met de dood tot gevolg;
  • Opname op de intensive care van een jeugdige door een overdosis. 

Jeugdigen en ouders voelen zich onvoldoende gezien en gehoord

Uit de LMZ-signalen blijkt herhaaldelijk dat jongeren en hun ouders zich niet gehoord en begrepen voelen. En ze worden onvoldoende meegenomen in het traject waar zij zich in bevinden. Vaak speelt een moeizame relatie met de betrokken zorgverlener(s) mee. Er is bijvoorbeeld weinig contact, er wordt vaak gewisseld van gezicht of er is zelfs sprake van een conflict of vertrouwensbreuk. Ook zien we een relatie met het ontbreken van passende hulp. Enkele voorbeelden: 

  • Een jongere wordt gedwongen om niet-passende zorg te accepteren. Ze voelt zich onder druk gezet om te kiezen voor een woonvorm waar zij niet naartoe wil. 
  • Een vader vraagt al drie jaar om hulp voor zijn zoon, de instanties hebben volgens hem gefaald.
  • Een gezin wordt maandenlang van de ene instelling naar de andere gestuurd. Als eindelijk een intake plaatsvindt, blijkt de zorg niet passend en wordt het gezin op een andere wachtlijst geplaatst.

De IGJ hoort boze en vaak ook verdrietige burgers die serieuze beschuldigingen uiten aan partijen in de jeugdbeschermingsketen. Een rode draad in deze signalen zijn de uitingen van onmacht en het gevoel geen regie meer over het eigen leven te hebben. Net als in eerder onderzoek van de inspectie komt naar voren dat de jongere of de ouder(s) niet begrijpt welke stappen er zijn gezet in het traject van de ondertoezichtstelling, en waarom. 

Signaal ouder via Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ): Annet belt met het LMZ omdat zij zich zorgen maakt over de uitvoering van de jeugdbescherming over haar kinderen. Er is al maanden geen plan van aanpak. Omdat dit er niet is, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd. Annet weet niet of er op dit moment doelen zijn voor haarzelf en haar kinderen. Daarnaast heeft de gezinsvoogd al meer dan vier maanden niet gesproken met haar kinderen, en weet niet welke hulp zij nodig hebben. Annet heeft al een klacht ingediend bij de vertrouwenspersoon van Jeugdstem over het ontbreken van het plan van aanpak. Ze staat met haar rug tegen de muur.

Personeelsproblemen

De IGJ ziet in de calamiteiten- en incidentenmeldingen terug dat er in de jeugdbescherming en in de jeugdhulp sprake is van onderbezetting, nieuw of beperkt ingewerkt personeel of personeel dat niet goed afgestemd is op de doelgroep. Jongeren hebben te maken met enorm veel personeelswisselingen. Dat  zorgt bijvoorbeeld voor situaties waarbij een jeugdbeschermer helemaal niet beschikbaar is en wordt waargenomen door een doorstroomteam (wachtlijstbeheer).

Casus van jeugdigen Casper en Felix
Casper gedraagt zich in de instelling waar hij woont herhaaldelijk seksueel grensoverschrijdend naar zijn groepsgenoot Felix. Uit de rapportage komt naar voren dat medewerkers denken dat zij dit hadden kunnen voorkomen als iemand helder overzicht zou hebben van alle signalen en risico’s. Dit overzicht komt niet tot stand, onder andere vanwege de werkdruk op de groep. De medewerkers geven aan ‘moe’ te zijn, ‘een vol hoofd’ te hebben. 

Ontbreken van passende zorg

De inspectie ziet in haar analyse van de meldingen dat een gebrek aan passende zorg voor kinderen in de jeugdbeschermingsketen regelmatig een onderliggende oorzaak is van een incident. Bijvoorbeeld dat ‘de jeugdige hier tijdelijk verblijft tot er een passende plek is’, ‘dat er door een personeelsprobleem minder begeleidingsuren ingezet worden’ of dat ‘de jongere door een crisis op een andere groep is geplaatst’. Dit betekent dat de jeugdige op dat moment niet de meest passende zorg krijgt. Regelmatig speelt in het ontbreken van passende zorg wachtlijstproblematiek mee. 

Calamiteit, casus Sophie
Sophie is al langere tijd verslaafd en krijgt hier (deels gedwongen) hulp voor. Als Sophie zwanger blijkt, raken er steeds meer instanties betrokken. De instanties besluiten op een gegeven moment dat er met spoed aanvullende hulpverlening moet starten. Deze hulp moet gericht zijn op de zwangere jongere en het ongeboren kind. De start van hulpverlening komt traag op gang; een eerste kennismaking wordt pas twee maanden na dit spoedbesluit gepland. Een paar dagen voor de eerste afspraak overlijdt het ongeboren kind.

Samenwerking in de keten

Het aanbieden van integrale zorg en ondersteuning aan kinderen en hun ouders, kan alleen met afstemming tussen hulpverleners. In de meldingen is te zien dat hulpverlening niet op elkaar wordt afgestemd en dat het onduidelijk is wie de regie heeft. Ook komt het voor dat regie wel belegd is, maar deze niet zo opgepakt wordt. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat voorafgaand aan het ontstaan van de calamiteit er langdurig geen gedeeld beeld is gevormd door de betrokken hulpverleners. Daarbij is ook de afstemming minimaal en niet proactief. 

Onvoldoende lerend vermogen

De inspectie ziet in de meldingen terug dat er lang niet altijd voldoende ruimte is voor reflectie door jeugdzorgprofessionals. Gebrek aan lerend vermogen kan eraan bijdragen dat grensoverschrijdend gedrag niet altijd besproken wordt. Regelmatig hadden professionals een onderbuikgevoel, maar bespraken en onderzochten dit onvoldoende met elkaar. De inspectie ziet in meldingen terug dat professionals een mogelijk probleem aan zagen komen, maar dat hier onvoldoende op is gehandeld. Ook gebeurt het dat eerdere incidenten met een jongere onvoldoende zijn vastgelegd en onderzocht. 

Jeugdbescherming gaat door met werken met handelingsperspectief

De jeugdbeschermingsorganisaties lieten de inspectie in juni 2023 weten door te gaan met het werken met het ‘Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting Gecertificeerde Instellingen’. Onderdeel van deze aanpak is het werken met een wachtlijst en/of doorstroomlijst. Dit besluit namen zij na een eigen evaluatie van deze werkwijze. De instellingen doen dit om de werkdruk voor jeugdbeschermers op een acceptabel niveau te houden en de personeelsuitstroom terug te dringen. 

Ook de inspectie vindt dat het behoud van personeel een belangrijke voorwaarde is om jeugdbeschermingsmaatregelen te kunnen uitvoeren. Betrokken en deskundige jeugdbeschermers zijn onmisbaar voor de bescherming van en de hulp aan kinderen. De IGJ ziet dat jeugdbeschermers doen wat zij kunnen om dit te bieden en dat zij daarbij in het belang van een kind soms over hun grenzen heen gaan. 

Tegelijkertijd blijven de signalen die de IGJ krijgt van de gevolgen van de voortdurende crisis voor kinderen en gezinnen in de jeugdbescherming zeer zorgelijk. De IGJ vindt dat daar in de evaluatie van het handelingsperspectief onvoldoende aandacht aan is besteed. De inspectie verwacht dat de jeugdbeschermingsorganisaties de gevolgen van de wacht- en doorstroomlijsten voor zowel kinderen, gezinnen als ketenpartners evalueren. Ook moeten zij gezinnen en ketenpartners actief betrekken bij de evaluatie.  

De IGJ blijft benadrukken dat landelijk aanvullende maatregelen nodig zijn, om ervoor te zorgen dat geen kind met een jeugdbeschermingsmaatregel nog wacht op de bescherming die het nodig heeft. 
 

Ontbreken van passende hulp: Beeld van Bovenregionale Expertisenetwerken

In Nederland zijn acht bovenregionale expertisenetwerken (BEN) om te voorkomen dat kinderen met complexe hulpvragen tussen wal en schip vallen. Zij ondersteunen gemeenten en regionale expertteams (RET’s) bij het vinden of creëren van oplossingen voor deze doelgroep. De RET’s hebben als doel dat voor elk kind op korte termijn passende hulp wordt georganiseerd. Ook als de zorgvraag complex is of er wachtlijsten zijn bij aanbieders. De IGJ heeft in de afgelopen periode zes BEN’s bezocht. 

Hieruit komt het beeld naar voren dat kinderen met zeer complexe zorgvragen – ondanks de inspanningen van de RET’s en BEN’s - onvoldoende terecht kunnen op een passende plek. 

Kinderen met complexe hulpvragen worden van het kastje naar de muur gestuurd, of komen terecht in de JeugdzorgPlus bij gebrek aan alternatief. Instellingen verwijzen naar elkaar omdat zij geen passende hulp kunnen bieden, of omdat er sprake is van contra-indicaties voor het kind. Dit gaat over multiproblematiek van een kind, waarbij partijen het niet eens zijn over welke problematiek dominant is en welke zorg het meest passend. Bijvoorbeeld of de agressieproblematiek dominant is in vergelijking met de psychische problematiek van een jongere, of het IQ van een jongere net te hoog of te laag is.

De BEN’s geven aan niet voor de ‘quick fixes’ te zijn, maar voor de langetermijnoplossingen. Zo investeren de BEN’s bijvoorbeeld in netwerkorganisaties die lerend zijn, zoals de regionale expertteams (RET’s). 

Keurmerkinstituut is onvoldoende transparant en navolgbaar in afwegingen bij certificering jeugdbescherming

Het Keurmerkinstituut (KMI) certificeert de instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (GI’s). In de eerste helft van 2023 heeft de IGJ de kwaliteit van de certificering onderzocht. Het rapport over dit toezicht is op 9 oktober 2023 verschenen. 

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vindt de afwegingen die het KMI maakt niet transparant genoeg. Het KMI houdt bij het certificeren namelijk rekening met de omstandigheden waarin GI’s zitten. Zoals de problemen die er zijn op gebied van personeelstekorten en wachtlijsten. Ook ervaart het KMI politieke en maatschappelijke druk bij het certificeren. Het KMI is niet transparant hoe dit wordt meegewogen. Voor de waarde van het certificaat vindt de inspectie het belangrijk dat deze afwegingen en beoordelingen duidelijk en navolgbaar zijn. 

De inspectie wil dat het KMI vastlegt hoe het de omstandigheden, problemen en belangen meeweegt bij de certificering van een GI. Het KMI heeft de IGJ laten weten niet aan de verwachting van de inspectie te kunnen voldoen. De inspectie gaat hierover in gesprek met het ministerie van Justitie en Veiligheid, de opdrachtgever van het KMI.