Uitvoering van dwang in de zorg kan vanuit verschillende wetten. Elke wet beschermt de rechten van de cliënt op een andere manier. Een zorgaanbieder bekijkt bij welke doelgroep de cliënt hoort en afhankelijk daarvan geldt een bepaalde wet. De zorgaanbieder biedt dus maatwerk.

De Wvggz en de Wzd

Dit zijn belangrijke wetten over dwang in de zorg waarin staat welke regels en werkwijzen gelden bij  verplichte en onvrijwillige zorg. Deze 2 wetten kunnen op verschillende manieren samen voorkomen in de praktijk van de zorgverlening. Het ministerie van VWS heeft hiervoor een handreiking gemaakt: Handreiking samenloop Wvgzz en Wzd.

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) beschrijft de rechten van mensen die verplichte zorg krijgen in de ggz. De Wvggz geldt voor mensen bij wie een psychische stoornis leidt tot gedrag dat ernstig nadeel veroorzaakt voor henzelf of voor anderen. De Wvggz is er om de rechten van deze mensen te beschermen.
 

De Wet zorg en dwang (Wzd)

De Wet zorg en dwang (Wzd) beschrijft de rechten van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychogeriatrische aandoeningen zoals dementie, die onvrijwillige zorg krijgen. Daarnaast regelt deze wet de onvrijwillige opname van deze mensen. De Wzd is er om de rechten van deze mensen te beschermen.

Wet forensische zorg (Wfz)

Een strafrechter kan onder bepaalde voorwaarden beslissen dat een cliënt verplichte of onvrijwillige zorg nodig heeft. Bijvoorbeeld als iemand een strafbaar feit heeft gepleegd. Dan zijn de Wvggz of de Wzd van toepassing. Dit staat in artikel 2.3 van de Wfz. De strafrechter geeft dan  een ‘civiele zorgmachtiging’ voor gedwongen zorg af.

De Wvggz (artikel 5:19 en hoofdstuk 9) en de Wzd (in hoofdstuk 3a) beschrijven de bijzondere situatie van deze cliënten.

Lees verder over het toezicht op forensische zorg bij 'Toezicht medische zorg in justitiële inrichtingen.'

Zie ook Wet forensische zorg

Jeugdwet

Jongeren met ernstige gedragsproblemen wonen soms tijdelijk in een gesloten instelling voor jeugdzorg. De jongeren wonen daar tijdelijk, om er zeker van te zijn dat ze de hulp krijgen die ze nodig hebben. Het doel van hun behandeling is dat zij in de toekomst weer mee kunnen doen in de samenleving.

De gesloten instelling kan maatregelen uitvoeren die de vrijheid van de jongeren verder beperken, als dat nodig is voor de behandeling. Dat staat in dit hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Zie ook Jeugdwet

Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo)

De Wgbo geeft in bijzondere situaties de mogelijkheid om een geneeskundige behandeling uit te voeren als de cliënt dit niet wil. Soms is het daarbij nodig om de vrijheid van de cliënt kort te beperken. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om een cliënt kort vast te houden tijdens het geven van medicatie.

In onder meer de Handreiking Somatische zorg op de pagina Handreikingen voor de uitvoering van de Wvggz staat meer informatie.

Zie ook Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (BW deel 7, afd. 5)

Wet publieke gezondheid (Wpg)

Vanuit de Wpg kan een voorzitter van een veiligheidsregio of een burgemeester maatregelen nemen die iemand dwingen om iets (niet) te doen. Bijvoorbeeld als er een ernstig gevaar is voor de volksgezondheid door verspreiding van een besmettelijke ziekte.

Die maatregelen zijn bijvoorbeeld:

  • een verblijf in een afgesloten ruimte in een ziekenhuis (gedwongen isolatie)
  • apart van anderen blijven, thuis of ergens anders (quarantaine)
  • een verbod op het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden
  • verplicht meedoen aan een medisch onderzoek  

De gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) voert deze maatregelen in de praktijk uit.

Een zorginstelling die iemand in een afgesloten ruimte wil plaatsen (isoleren) of een andere maatregel vanuit de Wpg wil nemen, moet hiervoor toestemming vragen aan de GGD.

Zie ook Wet publieke gezondheid