Terug naar leren

Voor jeugdigen is school een belangrijke plek. Niet alleen vanwege het onderwijs, maar ook vanwege de sociale contacten die zo belangrijk zijn voor hun ontwikkeling. Daarom is het zo belangrijk dat we, als een jeugdige dreigt uit te vallen, hem of haar zo opvangen dat hij of zij de verbinding met het onderwijs behoudt.

De afgelopen jaren zijn veel onderwijszorgarrangementen (OZA’s) ontstaan in het onderwijs en de zorg om deze jeugdigen een plaats te geven. Het kenmerk van een OZA is een integraal aanbod van onderwijs en zorg. De Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd hebben onderzocht wat deze initiatieven tot een succes maakt en wat het bekostigd onderwijs hiervan kan leren. Het onderzoek levert een veelzijdig beeld op. Wat ons betreft zijn twee begrippen essentieel: verantwoordelijkheid en samenwerking.

Allereerst is het belangrijk dat de school waar een leerling ingeschreven staat zich verantwoordelijk voelt voor een leerling, ook als dit betekent dat de school op dat moment geen passend onderwijs kan bieden. De school kan zich dan verantwoordelijk tonen door tijdig de benodigde expertise, bijvoorbeeld van een OZA, in te roepen. Tegelijkertijd moet de zorgaanbieder zich verantwoordelijk voelen om het onderwijs aangehaakt te houden als dagvullende zorg of jeugdhulp nodig is. Daarmee wordt de eerste stap gezet om uitval te voorkomen wat bijdraagt aan een zo spoedig mogelijke terugkeer van de jeugdige naar het onderwijs. Ook moeten de school en de hulpverlening zorgen voor goede opvang bij die terugkeer. Uit het oog mag niet uit het hart zijn.

Als een jeugdige bij een OZA terechtkomt is er over het algemeen sprake van een complexe situatie die grote gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen (onderwijs, zorg, gemeente, OZA) vergt. Daarbij is goede samenwerking essentieel om een integrale aanpak te bieden. Anders dreigt de jeugdige alsnog tussen wal en schip te belanden. Het motto ‘één kind, één plan’ moet in praktijk gebracht worden. Bij deze aanpak is het niet wenselijk dat het wiel voor iedere situatie opnieuw wordt uitgevonden. Er kan en moet meer kennis gedeeld worden over hoe jeugdigen zo goed mogelijk geholpen kunnen worden.

Van de overheid (en ook van ons als inspecties) vraagt dit een flexibiliteit die uitgaat van de behoefte van de jeugdige. Ingewikkeldheden rond regelgeving en financiering zouden dat niet in de weg moeten staan. We willen dat iedere jeugdige in Nederland een goede plek vindt in het onderwijs om zich te kunnen voorbereiden op zijn of haar toekomst. Goede afstemming tussen zorg en onderwijs is voor de ontwikkeling en het welbevinden van deze jeugdigen essentieel.