Vraag en antwoord
Hieronder vindt u antwoorden op veel gestelde vragen over de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet Zorg en Dwang (Wzd). Deze wetten zijn in werking getreden per 1 januari 2020, ter vervanging van de Wet Bopz. Algemene informatie over beide wetten vindt u op de speciale website van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Klik op de vraag om het antwoord te lezen.
Vragen over het toezicht van de IGJ
Op basis van artikel 58o in de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19, kunnen zorgaanbieders beperkingen of andere voorwaarden stellen aan de toegang van mensen tot een zorglocatie, om verspreiding van het coronavirus in of naar die zorglocatie te voorkomen. Deze beperkingen gelden niet voor mensen die betrokken zijn bij de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning. Ook gelden de beperkingen niet voor mantelzorgers, advocaten, patiënten- en cliëntenvertrouwenspersonen (Tijdelijke wet maatregelen COVID-19, art. 58o lid 2 en lid 5 onder d). Zorgaanbieders moeten dus PVP-en en CVP-en toegang verlenen tot de zorglocatie en daarmee tot de cliënten.
Als een PVP of CVP geen toegang krijgt tot een locatie, kan deze in gesprek gaan met de bestuurder over de redenen hiervoor. Als de PVP of CVP er niet uit komt met de bestuurder, kan deze dit melden bij de inspectie via Stichting PVP of de betreffende CVP-aanbieder. IGJ behandelt deze meldingen met voorrang. Bijvoorbeeld door telefonisch contact op te nemen met de zorgaanbieder, Stichting PVP of de CVP-aanbieder en andere relevante partijen. De inspectie kijkt altijd of door een zorgaanbieder genomen besluiten proportioneel en zorgvuldig zijn genomen.
Als de inspectie constateert dat een PVP of CVP ten onrechte niet wordt toegelaten tot de zorglocatie, kan de inspectie maatregelen nemen. Vrije toegang tot een zorglocatie voor een PVP en CVP is niet alleen geregeld in de Wvggz en de Wzd, maar ook in de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19.
In het overgangsrecht staat dat een Bopz-behandelplan voor 1 juli 2020 omgezet moet zijn naar een Wzd-zorgplan. Om hiertoe te komen, moet het Wzd-stappenplan worden doorlopen. Het is denkbaar dat hierbij vertraging is ontstaan, onder meer door de coronacrisis. In het nieuwsbericht ‘Hoe moeten we omgaan met de regels van de Wzd tijdens de coronacrisis’ is door het ministerie van VWS aangegeven dat zorgaanbieders bij onderbezetting en capaciteitsproblemen geheel of gedeeltelijk mogen afwijken van het stappenplan. Bijvoorbeeld als aan de naleving van evaluatietermijnen niet kan worden voldaan. Als gevolg daarvan, is mogelijk nog niet voor elke cliënt het Bopz-behandelplan per 1 juli (volledig) omgezet naar een Wzd-zorgplan.
Met het veld is afgesproken dat elke zorgaanbieder verantwoorde afwegingen maakt voor zijn eigen specifieke situatie om de omzetting van de zorgplannen vorm te geven, waarbij ook goed wordt gekeken naar de zorgbehoefte per cliënt. De zorgaanbieder stelt hiervoor een plan van aanpak op voor zijn organisatie. Op het moment dat de IGJ hiernaar informeert, kan de aanbieder een dergelijk plan van aanpak overleggen. Gemaakte afwegingen bij de omzetting voor individuele cliënten moeten ook worden vastgelegd in het dossier van de cliënt.
De IGJ begrijpt dat zorgverleners in deze situatie soms genoodzaakt zijn om de zorg op afwijkende manieren te organiseren. Hierbij moeten goed hulpverlenerschap en het leveren van persoonsgerichte, veilige en verantwoorde zorg voorop staan. De bestuurder is en blijft daar eindverantwoordelijk voor.
Zorgaanbieders en –professionals kunnen een melding doen bij de inspectie van een gegrond vermoeden van ernstig tekortschietende uitvoering van gedwongen zorg, op basis van de Wvggz of Wzd. Cliënten-, patiënten- of familievertrouwenspersonen kunnen op basis van de Wvggz of Wzd signalen afgeven aan de inspectie. Zie ook de pagina Informatie over meldingen en signalen.
In de Wvggz en de Wzd staat dat zorgaanbieders halfjaarlijks gegevens over het toepassen van verplichte en/of onvrijwillige zorg moeten aanleveren bij de inspectie. Het gaat om een digitaal overzicht en een analyse. De inspectie heeft nadere afspraken gemaakt over een aangepaste aanlevering hiervan in 2020. Zie ook de pagina Gegevensaanlevering.
Geneesheer-directeuren, zorgaanbieders, klachtencommissies, burgemeesters, Wlz-uitvoerders en zorgverzekeraars moeten op basis van de Wvggz en de Wzd via een afschrift bepaalde mededelingen doen aan de inspectie. In enkele gevallen kunnen deze partijen overleggen met de inspectie. Zie ook de pagina Informatie over mededelingen en overleg.
Op basis van de Wvggz en Wzd hoeven zorgaanbieders geen afzonderlijke meldingen te doen over verplichte en/of onvrijwillige zorg, zoals bij de Wet Bopz. Wel moeten zorgaanbieders halfjaarlijks gegevens over het toepassen van verplichte en onvrijwillige zorg aanleveren bij de inspectie. Het gaat om een digitaal overzicht en een analyse. Zie ook de pagina Gegevensaanlevering. Hier staan ook de afspraken voor het overgangsjaar 2020. Ook moeten een aantal mededelingen zo snel mogelijk bij de inspectie worden gedaan. Informatie hierover staat op de pagina Informatie over mededelingen en overleg.
In 2020 was er een Bopz-overgangsperiode voor zowel de Wvggz (tot 1 januari 2021) als de Wzd (tot 1 juli 2020). Daardoor konden betrokkenen of cliënten nog onder de Wet Bopz gedwongen zorg krijgen. Dan moesten ook bepaalde Bopz-meldingen nog worden gedaan bij de inspectie. In 2021 kunt u deze verplichte meldingen over 2020 nog bij de inspectie melden. Meer informatie hierover staat op de pagina Bopz-melding doen.
Het uitgangspunt is dat er zo terughoudend mogelijk wordt omgegaan met gedwongen zorg en ook met gedwongen opnames. De inspectie begrijpt echter dat het soms noodzakelijk is dat zorgaanbieders een PG-/VG-cliënt al opnemen, terwijl de inbewaringstelling (IBS)-procedure nog loopt. Dit past bij de oproep aan zorgaanbieders om de juiste zorg op de juiste plek te bieden. Wel is van belang dat zorgaanbieders de Wet zorg en dwang tot de afgifte van de IBS al weloverwogen toepassen bij de cliënt.
Voordat een inbewaringstelling (ibs) door de burgemeester wordt afgegeven, dient een ter zake deskundige arts een medische verklaring (beoordeling) te verstrekken. Bij cliënten met een psychogeriatrische aandoening kan dit een psychiater of specialist ouderengeneeskunde zijn. Bij cliënten met een verstandelijke beperking kan dit een arts voor verstandelijk gehandicapten zijn. De medische verklaring is belangrijk om te beoordelen welke zorg er nodig is en of er ook onvrijwillige zorg nodig is.
De beoordeling van de arts en de beschikbaarheid van een crisisplek voor de cliënt bij een zorgaanbieder, staan los van elkaar. Een arts dient de beoordeling bij de cliënt te doen op basis van zijn verantwoordelijkheid om te handelen als een goed hulpverlener. Hij kan dit dus niet weigeren omdat er een gebrek aan opnameplaatsen is. Als uit de beoordeling blijkt dat een onvrijwillige opname nodig is, dient de burgermeester dit te regelen via een ibs.
De inspectie vindt het belangrijk dat er zo min mogelijk administratieve lasten zijn voor zorgprofessionals, zodat zij zoveel mogelijk tijd aan de zorg kunnen besteden. In de uitvoering van haar toezicht en bij het vormgeven van de informatieverplichtingen probeert de inspectie daar zo veel mogelijk rekening mee te houden. Ook bij de Wvggz en de Wzd.
De inspectie werkt samen met ketenpartners om de gegevensuitwisseling zo digitaal mogelijk te organiseren. Doel is om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de registratie in het primaire proces, zodat gegevens eenmalig geregistreerd worden, voor meerdere doeleinden.
De inspectie houdt in algemene zin toezicht op de ambulante zorg, bijvoorbeeld op wijkverpleging en op de ambulante ggz. De Wvggz en de Wzd worden hierbij meegenomen. Dit doet de inspectie door het bestaande toezichtinstrumentarium aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Een multidisciplinair team van de inspectie zal sectoroverstijgend toezicht houden op de uitvoering van de Wvggz en de Wzd in 2020, ook in de ambulante setting.
Meer informatie over het toezicht op ambulante zorg nu vindt u op de pagina’s Toezicht op ambulante ggz en Toezicht op de verpleging en verzorging thuis.
De wetten kunnen op verschillende manieren in samenhang voorkomen in de praktijk van de zorgverlening. Het ministerie van VWS heeft hierover een handreiking opgesteld.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. In dat kader houdt zij per 1 januari 2020 ook toezicht op de naleving van de Wvggz en de Wzd. De verantwoordelijkheid voor het terughoudend en verantwoord uitvoeren van verplichte en onvrijwillige zorg ligt primair bij de zorgaanbieders en –professionals. Met haar toezicht op de uitvoering van de Wvggz en Wzd wil de IGJ eraan bijdragen dat behouden blijft wat onder de Wet Bopz is bereikt ten aanzien van het terugdringen van dwang en de zorgvuldige uitvoering daarvan. Tegelijkertijd wil de inspectie zorgaanbieders en –professionals stimuleren om te komen tot een goede implementatie en uitvoering van de Wvggz en Wzd.
De inspectie zet haar toezichtcapaciteit gericht in. Dat is op basis van incidenten, via ontvangen meldingen en signalen. Het risicogestuurde toezicht is gebaseerd op bekende en nieuwe risico’s door de invoering van de wetten. Om welke risico’s dit gaat, leest u in onze toezichtvisie ‘Toezichtvisie IGJ ‘Terughoudend en zorgvuldig omgaan met onvrijwillige en verplichte zorg’. Ook is er toezicht op bredere thema’s zoals de inzet van vrijwillige zorg om gedwongen zorg te voorkomen en of een zorgaanbieder het juiste wettelijk regime toepast. En de inspectie gebruikt de gegevens over de Wvggz en de Wzd voor het data gestuurd toezicht op verschillende niveaus: per zorgaanbieder, regionaal en landelijk.