Medicatieoverdracht
Een patiënt heeft vaak te maken met meerdere zorgverleners. Bijvoorbeeld een huisarts en een of meerdere specialisten. Elke zorgverlener die medicijnen voorschrijft of toedient moet op de hoogte zijn van alle medicijnen die de patiënt gebruikt.
Patiënten worden regelmatig doorverwezen: van een huisarts naar een ziekenhuis, binnen het ziekenhuis naar een andere medisch specialist of van dat ziekenhuis naar een verzorgingstehuis of weer naar de huisarts. Alle medicatiegegevens moeten in zo’n geval meeverhuizen zodat alle zorgverleners een actueel overzicht van de op dat moment gebruikte geneesmiddelen hebben. Zo kunnen zij verantwoorde beslissingen nemen wanneer medicatie wordt voorgeschreven, toegediend, afgegeven, gewijzigd of gestopt.
Wat zijn de normen waar de inspectie aan toetst?
De inspectie ziet erop toe dat deze medicatieoverdracht goed verloopt. De normen waar de inspectie op toetst zijn:
- De voorschrijver gebruikt op moment van voorschrijven een actueel medicatieoverzicht.
- Het actueel medicatieoverzicht moet zo spoedig mogelijk, maar zeker binnen 24 uur, beschikbaar zijn voor zowel voorschrijvers als andere zorgverleners in verband met de overdracht naar de volgende schakel.
- Als de voorschrijver nieuwe medicatie voorschrijft, aanpast of stopt, dan moet de voorschrijver dit registreren op het actueel medicatieoverzicht. Dat gebeurt zodanig dat het medicatieoverzicht compleet en actueel blijft.
- De voorschrijver geeft ‘reden voorschrijven’ mee op recept (bij de lijst van 23 werkzame stoffen waarvoor dat in de Regeling Geneesmiddelenwet art. 6.11 is vastgelegd).
- Als een zorgverlener (voorschrijver) bij een patiënt nader onderzoek heeft laten uitvoeren naar de nierfunctie, deelt hij afwijkende nierfunctiewaarden mee aan de daartoe door de patiënt aangewezen apotheker (volgens Regeling Geneesmiddelenwet art. 6.10).