Over grenzen heen
Weblogberichten
Ter gelegenheid van het afscheid van hoofdinspecteur Joke de Vries organiseerde IGJ op 4 september het symposium ‘Over grenzen heen’. Het gaat over het verleggen van grenzen als toezichthouder, gericht op de zorg en hulp voor mensen die dit het hardst nodig hebben, en dan met name de jeugdigen.

Moed, beleid en trouw
Een van de sprekers op het symposium was Femke de Vries, bijzonder hoogleraar Toezicht aan de Rijksuniversiteit Groningen. De Vries ziet het motto van de Militaire Willemsorde als de juiste ingrediënten voor toezicht over grenzen heen: moed, beleid en trouw.
Moed is nodig om in moeilijke situaties keuzes te durven maken, waarvan je de gevolgen nog niet overziet. Je gaat uit van het belang van het kind of de kwetsbare oudere. Maar je weet als toezichthouder niet altijd hoe dat ingrijpen uitpakt. Als het mis gaat, moet je kunnen leven met die gevolgen. De Vries: “Het is vaak gemakkelijk om naar een ander te wijzen: ik ga er niet over. Het vraagt dus ook moed om over de grenzen van je eigen mandaat verantwoordelijkheid te nemen.”
Beleid is het geven van richting. Niet alleen aan een organisatie, maar ook aan het maatschappelijke en politieke debat. Als toezichthouder kun je problemen signaleren, en zorgen dat een onderwerp op de politieke agenda komt. Het gesprek aangaan daarover.
De Vries: “Trouw gaat over trouw zijn aan je principes en het maatschappelijk belang dat je als toezichthouder beschermt. Dat klinkt misschien gemakkelijk maar dat is het niet. Want de toezichthouder staat regelmatig onder maatschappelijke of politieke druk om wel, of juist niet, op te treden. Onder die omstandigheden trouw blijven aan wat echt nodig is om het maatschappelijk belang te beschermen vraagt een rechte rug en een goed begrip van je eigen rol.”
Joke de Vries herkent deze punten. “Als inspectie stel je de feiten vast, maar hoe weet je hoe dat uitpakt? Oordelen kunnen grote gevolgen hebben. En je bepaalt als toezichthouder niet het beleid. Ondertussen ben je de ogen en oren van de minister. En er zijn individuele burgers die vinden dat jij als toezichthouder niet streng genoeg bent. Daar moet je evenwicht in vinden.”
Femke de Vries neemt ons verder mee in het beeld van de toezichthouder: “Toezichthouders zijn van nature enigszins behoudende types. Ze houden niet van risico’s. En ze houden zich graag aan de wet. Nu is dat in het algemeen een goede eigenschap. Maar toezichthouden vraagt juist ook dat je over de grenzen van de wet heen kijkt. Dat je af en toe risico’s durft te nemen. Het is een wereld waarin problemen zich niet netjes houden binnen het werkgebied van één toezichthouder. De toezichthouder die niet over de grenzen heen kijkt, zal van een koude kermis thuiskomen.”

Integraal toezicht
Over grenzen kijken dus. Maar hoe doe je dat? Kete Kervezee, voormalig inspecteur-generaal Inspectie van het Onderwijs gaf een voorbeeld uit de toezichtgeschiedenis. In juli 2002 kwamen er zes kinderen om het leven bij een brand in een woning. De oorzaak: huiselijk geweld. Kervezee: “Uit het onderzoek van de inspectie Jeugdzorg werd pijnlijk duidelijk hoeveel organisaties en hulpverleners betrokken waren. Dit gezin was in Roermond een heel gekend gezin. En toch dit rampzalige resultaat. Vanuit de Inspectieraad hebben de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Onderwijsinspectie en de Inspectie voor Veiligheid en Justitie de handen ineen geslagen en gekeken hoe we samen dit toezicht konden aanpakken. Door het geheel bij elkaar te leggen, en vanuit verschillende disciplines te kijken, konden we beter zien wat nodig was voor kinderen.”
Deze samenwerking groeide uit tot het Integraal Toezicht Jeugd. Kervezee: “De ambitie was om niet alleen vast te stellen wat er was misgegaan, maar ook hoe we dat in de toekomst konden voorkomen. Niet handhavend, maar integraal toezicht”.
“Daarvoor is vakbekwaamheid, samenwerkend vermogen en lerend vermogen nodig,” stelt Kervezee. “Vakbekwaamheid spreekt voor zich. Samenwerkend vermogen is het samen opleiden, onderlinge interactie, interdisciplinair werken. Lerend vermogen is elkaar niet afbranden, over fouten durven praten.”
Ook Martin van Rijn, voormalig staatssecretaris van het Ministerie van VWS, benadrukt het belang van integrale samenwerking: “De interactie tussen het sociaal domein, het medisch domein en het justitieel domein is zo belangrijk voor de kwaliteit van de jeugdzorg. Daar valt of staat het mee.”
Van Rijn stelt ook een andere belangrijke vraag aan de orde: wie heeft de regie? Steeds meer mensen blijven thuis wonen. Coördinatie en afstemming is vaak gebrekkig en samenwerking tussen zorg- en hulpverleners is vaak niet vanzelfsprekend. Van Rijn noemt drie punten die nodig zijn in de zorg en in het toezicht: anders kijken, verder kijken en nakijken.
Anders kijken gaat om de overgang van kwaliteit van zorg naar kwaliteit van leven. “Zou je de zorg voor je eigen moeder toevertrouwen?”
Verder kijken gaat om het kijken naar het netwerk als geheel in plaats van naar een onderdeel. Hoe gaat het met de coördinatie en afstemming tussen verschillende zorg- en hulpverleners? Nakijken is luisteren naar de cliënt. “De blik van de cliënt moet een plek hebben in het toezicht”.
Anders kijken is volgens spreker Hans Spigt, voorzitter van Jeugdzorg Nederland, nodig om overeind te blijven in de storm. Spigt: “Je moet ook doorgaan als er fouten worden gemaakt. Niet stoppen.”

Leren en vooruitkijken
Leren van dingen die misgaan is een punt dat vaker terugkomt tijdens het symposium. Kete Kervezee stelt dat er vaak angst is om fouten te maken en dat er nog lang niet altijd openheid is. Dat houdt het lerend vermogen tegen. “Bespreek de roze olifant in de kamer”. Femke de Vries pleit voor collectief leren. “Het is veel complexer om te leren van fouten dan we vaak denken. Je kunt mensen wel individueel verantwoordelijk houden, maar toch collectief leren, door open te zijn over een casus, te laten zien hoe je er van leert. Soms maken we procedures zo complex, is de werkdruk zo hoog. Iedere organisatie heeft de verantwoordelijkheid om naar zichzelf te kijken.” Kervezee voegt daaraan toe dat we als toezichthouder ook vooruit moeten kijken: Toezicht is vooral rijden met de achteruitkijkspiegel. We moeten ook vooruit kijken.”
Over grenzen kijken, samen leren en vooruitkijken dus. We hebben wel handvatten, maar het blijft complex om kwetsbare groepen te beschermen. Hans Spigt: “Opvoeden is hele een klus voor ouders. Ook voor jongeren is opgroeien best hard werken. Kennis en nieuwe ontwikkelingen zijn nodig. Investeringen in kwaliteit van jeugdzorg. Daarvoor moeten we grenzen verleggen. De samenleving wacht niet tot wij klaar zijn.”
It takes a village to raise a child
Aan het eind van het symposium benadrukt Joke de Vries nogmaals het belang voor de aandacht voor kinderen. “Ouderen die kwetsbaar zijn hebben vaak nog kinderen of mantelzorgers die mondig zijn en die het voor hen opnemen. Maar wie komt er voor de jongeren op?
Weet je als betrokken zorgverlener of arts hoe het gezin en de directe omgeving er uit zien? Weet je wat er buiten de zorg gebeurt? Gelukkig gaat het met veel kinderen goed. Toch is vijf procent van de kinderen heel kwetsbaar. In 2018 kregen 428 duizend jongeren te maken met jeugdzorg. Kinderen die niet de nodige bescherming van hun ouders krijgen, hebben geen natuurlijke bondgenoot. Ik gun de jeugdzorg iemand als Hugo Borst. Ik vind dat de inspectie daar een heel belangrijke rol in heeft. Hoe krijgen we daar meer aandacht voor?” Ze besluit met een oproep aan ons als toezichthouder: “Ik wil jullie vragen om ook in andere sectoren het belang van de jeugdzorg mee te nemen. Bijvoorbeeld in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking of in de psychiatrie. Veel volwassenen die zorg krijgen hebben kinderen. Daar letten we te weinig op. It takes a village to raise a child”.